Bruid van Christus
...want niemand haat ooit zijn eigen vlees, maar hij voedt het en koestert het, zoals Christus de gemeente, omdat wij leden zijn van zijn lichaam.
Efeziers 5: 29,30
De intieme omgang tussen Christus en zijn gemeente wordt in de Bijbel op verschillende manieren onder woorden gebracht. Heel diep gaan de woorden die de apostel Johannes vaak gebruikt: 'Hij in ons en wij in Hem'. Een andere apostel, Paulus, gebruikt vaak de uitdrukking 'in Christus'. In zijn brief aan de heiligen en gelovigen in Christus Jezus, die te Efeze zijn, heeft hij het over de Geest waardoor we gesterkt mogen worden in de inwendige mens, opdat Christus in onze harten woning make (Ef. 3:16-17).
Weer een andere manier om de gemeenschap met Christus onder woorden te brengen, is de vergelijking met een lichaam. Wij zijn leden van zijn lichaam. Ook dat is een beeld dat uitdrukt hoezeer Christus en de leden van zijn gemeente onafscheidelijk zijn. Het is een omgang die wederzijds is. Christus voedt en koestert de gemeente, zoals ieder mens zijn eigen lichaam voedt en koestert. En wij zijn leden van zijn lichaam.
De Bijbel spreekt over die gemeenschap met Christus soms in vergaande bewoordingen. Het is een verbondenheid van hart tot hart. Daar spreekt intimiteit uit. Het nadenken over die gemeenschap met Christus en het beleven daarvan kan ook extreme vormen aannemen. Dat gebeurt bijvoorbeeld in de stroming die we ook wel mystiek noemen. Het lijkt soms wel of Christus en de gelovigen met elkaar samensmelten. Nu moeten we ons goed bedenken dat er van echt samensmelten geen sprake kan zijn. We zouden afbreuk doen aan de goddelijke natuur van Christus. Het verschil tussen God en mens blijft altijd oneindig. De Schepper blijft Schepper en wordt nooit schepsel. Andersom kan dat ook niet.
In de middeleeuwse kloosters is een traditie ontwikkeld, die ook wel wordt aangeduid met het woord 'bruidsmystiek'. De gemeenschap met Christus werd daarin beleefd vanuit de verhouding van Christus als Bruidegom en de kerk als zijn bruid. Die beleving was behoorlijk intens en in de details ging men vrij ver. Bij sommige rooms-katholieke nonnen zie je die beleving nog steeds wel. Als je als nuchter gereformeerd mens die middeleeuwse mystieke werkjes leest, voel je je er lang niet altijd bij thuis.
Toch heeft de Reformatie niet radicaal gebroken met deze traditie. In de Statenvertaling zie je dat bijvoorbeeld bij het boek Hooglied, doordat ervan wordt uitgegaan dat de liefde die daar wordt verwoord over de verhouding tussen Christus en zijn gemeente gaat. Tot in het hoofdlettergebruik van de Herziene Statenvertaling is dat nog te zien. Maar ook in de Heidelbergse Catechismus is er iets van terug te vinden, als er wordt beleden dat wij vlees van zijn vlees en been van zijn gebeente zijn (HC, v/a 76). Daar wordt het lied van Adam in het paradijs, toen hij voor het eerst zijn vrouw ontmoette, toegepast op de gemeenschap met Christus.
De Bijbel geeft zelf ook inderdaad grond voor deze benadering. Een 'schriftuurlijke bruidsmystiek' blijft eerbiedig. Dan houden we ook vast aan het onderscheid tussen Schepper en schepsel. Juist als we dat onderscheid duidelijk voor ogen hebben en beseffen dat we ook nog eens zondaren zijn, komt de verwondering over de gemeenschap met Christus extra sterk naar voren. Als we dan even teruggaan naar Adam en Eva in het paradijs, horen we de verwondering ook in Adams stem als hij zegt: 'Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees'. Eindelijk iemand zoals ikzelf... Tot nu toe had hij alleen nog maar dieren gezien. Maar nu zag hij voor het eerst in zijn leven iemand die zijn eigen gebeente en zijn eigen vlees was. Zo is ook Christus vlees van ons vlees en been van ons gebeente. Hij is neergedaald naar de hemel en heeft nota bene ons vlees en bloed aangenomen. Dat is de eerste verwondering! Wie had dat verwacht. Dat Gods Zoon been van ons gebeente en vlees van ons vlees zou worden. Iemand zoals wijzelf!
Een 'schriftuurlijke bruidsmystiek' bewaart de nodige nuchterheid in de beschrijving, maar geeft tegelijkertijd ook ruimte voor de verrukking over de beleving van de gemeenschap met Christus. De uitroep van Adam ging nog een stap verder dan alleen de herkenning van zijn eigen vlees en bloed. Want de conclusie in Genesis 2 is dat de man zijn vrouw zal aanhangen en dat ze tot één vlees zullen zijn. Een diepe levenseenheid, zoals het huwelijksformulier dat zegt. Ook die lijn wordt in de Bijbel op Christus en zijn gemeente toegepast. De gemeente wordt Christus' bruid genoemd. De apostel Paulus trekt in Efeziërs 5 de lijn vanuit het huwelijksleven van man en vrouw door naar de verhouding tussen Christus en zijn gemeente. En dan zegt hij dat Christus zijn gemeente voedt en koestert als zijn eigen lichaam. Ook dat wijst op een diepe levenseenheid en tedere omgangsvormen!
Als we het hebben over de gemeenschap met Christus, dan hebben we het eigenlijk over een paradijselijke situatie. Vooral omdat, wanneer de gemeenschap met Christus volmaakt is, de zonde verdwenen is. Het zal zelfs in alle opzichten beter zijn dan in het paradijs.
LH