Christenen in de wereld
...en dat gij een goede wandel leidt onder de heidenen, opdat zij (…) God mogen verheerlijken...
1 Petrus 2:12
Wij leven op aarde met het doel om de Naam van onze God groot te maken. Daarbij hoort ook de opdracht om het licht van het evangelie te laten schijnen voor de mensen die nog in de duisternis leven. Maar hoe doe je dat? Is het nodig om met je studiegenoten en collega's altijd over het geloof te praten? Moet je daar dan niet eerst heel veel kennis voor hebben? Of moet je met een kraampje op de markt gaan staan om Bijbels te verkopen?
In zijn beide brieven geeft de apostel Petrus een aantal praktische handreikingen. In deze meditatie kijken we vooral naar wat hij in zijn eerste brief schrijft in 1 Petrus 2: 11-17. Dat gedeelte begint met een lange zin die in de verzen 11 en 12 staat. Midden in die zin staat het woordje 'opdat'. Als je dat woordje 'opdat' in de Bijbel ziet staan, weet je dat er iets belangrijks komt. Want daarna volgt meestal het doel wat de Heilige Geest op het oog heeft. Hier is dat doel 'opdat zij God mogen verheerlijken'. Het hoogste doel is dus de eer van God.
Eigenlijk zag je dat ook al in de verzen die aan vers 11 vooraf gaan. In de verzen 9 en 10 wordt de gemeente van Christus een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie en een volk, dat het eigendom is van God, genoemd. Daarna volgt het woordje 'om'. Ook dat geeft een doel aan, namelijk 'om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht'. De gemeente, die bestaat uit koningen en priesters, heeft dus als taak om Gods grote daden te verkondigen. Want zij mogen in het licht leven. Ze zijn uit de duisternis gered.
Maar er zijn nog vele anderen die nog uit de duisternis gered kunnen worden. Heidenen die ook nog God kunnen gaan verheerlijken. Welke taak hebben wij daarin? Daar geeft Petrus een aantal duidelijke aanwijzingen voor. En dan valt het als eerste op dat hij niet zoveel schrijft over wat een christen allemaal moet zeggen. Hij legt juist alle nadruk op wat we doen. Hij heeft het over een goede levenswandel onder de heidenen. Het is belangrijk om bekend te staan als iemand die op een goede manier leeft. Zodat de mensen aan je merken dat een christelijk leven helemaal zo gek nog niet is.
Nu is het ook belangrijk om op te merken dat Petrus ervan uitgaat dat de wereld niet erg positief tegenover de christenen staat. Dat is helemaal in overeenstemming met hoe de Heere Jezus zelf sprak over het volgen van Hem. Hij sprak zelfs over vervolgingen. Wij kennen in ons land geen christenvervolging. Maar je merkt af en toe duidelijk dat je als christen niet helemaal serieus wordt genomen. Zeker niet als je eerlijk vertelt hoe de Bijbel spreekt over huwelijk, seksualiteit, de verhouding van man en vrouw, abortus, euthanasie en andere onderwerpen die super gevoelig liggen in onze samenleving. Dan kun je zomaar worden uitgemaakt voor ouderwets of zelfs voor iemand met achterlijke ideeën of misschien zelfs wel voor een slecht mens.
Petrus noemt de gelovigen bijwoners en vreemdelingen. Dat betekent dat de gelovigen niet echt thuis zijn in deze samenleving. Ze hebben een bestaan in deze wereld, maar hun echte thuis is in de hemel. Zo leeft een christen in verwachting van de komst van de Heere Jezus. Dat geldt voor ieder christen in iedere tijd, of er nu vervolging heerst of niet. En het kan niet anders, of de mensen in je omgeving gaan dat op den duur wel merken. Want je levensstijl en je gewoonten zijn anders dan die van de wereld. Petrus schrijft in vers 11 dat een christen zich moet onthouden van de vleselijke begeerten die strijd voeren tegen zijn ziel. Een christen volgt niet zijn eigen emotie of zijn eigen verlangen, zoals de meeste mensen. Maar hij strijdt daar juist tegen en hij probeert te leven als een kind van God dat door zijn genade veranderd is.
Dan heb je nog helemaal niet over je geloof verteld. En toch vertelt je manier van leven heel veel over je geloof. Het is te zien. Het komt eruit in hoe je leeft. Want dan merken de mensen aan jou iets van de goedheid, de vriendelijkheid en de welwillendheid van de Heere Jezus zelf. Juist op die manier laat je ook zien hoe dichtbij en menselijk de Heere is. Daarvoor is dat 'goed doen' ook zo belangrijk. Want dat begrijpen de mensen. Het komt ook in vers 15 weer terug: door goed te doen snoer je de mond aan de onwetendheid van de overstandige mensen.
Bij dat 'goed doen' hoort ook dat je je in de samenleving gedraagt zoals het hoort. Petrus zegt in vers 13 dat we ons moeten onderwerpen aan alle menselijke instellingen. Een christen moet bekend staan als iemand die de instellingen van de overheid eerbiedigt. Je zou haast zeggen: een christen valt op doordat hij niet opvalt. Heel dit gedeelte gaat er wel vanuit dat de mensen weten dat je een christen bent. Over die christenen hebben ze allerlei gedachten. Die gedachten berusten meestal niet op waarheid, maar op vooroordelen en geruchten. Maar als ze die christenen leren kennen, komen ze erachter dat het toch anders is dan ze dachten. Dat maakt veel meer indruk dan alle woorden die je spreekt.
Toch betekent dat niet dat je als christen helemaal niets moet zeggen. De mensen gaan vanzelf vragen stellen. Dan zegt Petrus dat je altijd bereid moet zijn om verantwoording af te leggen van de hoop, die in je is (1 Pet. 3:15). Maar hij zegt er dan meteen bij dat de houding die je aanneemt van het grootste belang is. Doe het 'met zachtmoedigheid en vreze, en met een goed geweten, opdat bij al het kwaad, dat men van u spreekt, zij, die uw goede wandel in Christus smaden, beschaamd gemaakt worden' (1 Pet. 3: 15b-16).
Een heel belangrijke vraag is: hoe kom je aan die houding? Dat heeft alles te maken met de hoop die in je is. Als het zo is dat je niet vol bent van Christus en als Hij niet de drijvende kracht in je leven is, zul je er nooit toe komen om van Hem te getuigen. Maar als dat wel zo is, ook al is dat maar een klein beginnetje, dan ga je jezelf oefenen in die houding. En dan ga je er steeds meer achter komen dat het niet gaat om jouw eigen eer, maar om de verheerlijking van Gods naam. En Hij die het goede werk begonnen is te doen, zal het ook afmaken.
LH