Looft, halleluja, looft de HEER.
Ik breng met heel mijn hart Hem eer,...
Psalm 111: 1 (berijmd)
Ik wil zingen al mijn dagen:
Halleluja, prijs de HEER...
Psalm 146: 1 (berijmd)
Je zit in de kerk en één van de hierboven genoemde psalmverzen is opgegeven om te zingen. Of één van de vele andere psalmen waarin we zingen dat we de HERE willen loven en prijzen. Maar er is iets dat je tegenhoudt. Een nare gebeurtenis in je leven, waardoor je moeite hebt gekregen met Gods leiding. Een vervelend gevoel over hoe de mensen in de kerk met elkaar omgaan. Worstelingen in je persoonlijke geloofsleven, waardoor je het gevoel hebt dat je deze verzen niet oprecht kunt zingen. Of iets anders dat een obstakel vormt om te zingen dat je de HERE wilt loven met heel je hart. Wat moet je daarmee? Kun je dan wel meezingen? Om op die vraag in te gaan, zal ik op drie dingen wijzen.
Zoals de vraag hierboven gesteld is, zijn we begonnen bij ons eigen hart. Er is op zichzelf niets mis mee om de vragen die in je hart leven serieus te nemen. Dat doet de Bijbel zelf ook. Toch moeten we daar niet ons uitgangspunt in nemen. Als je dat namelijk wel doet, loop je snel vast. Dan is wat je zingt inderdaad niet oprecht. Want je brengt Hem niet met heel je hart eer als er een blokkade is om Hem te loven. Dan wil je niet al je dagen zingen. Je hart en je wil spreken duidelijk een heel andere taal dan de psalm.
Eigenlijk brengt dat ons al een stukje in de richting van het goede spoor. Laat ik eens een vraag stellen. Zou er ooit iemand in de kerk gezeten hebben die deze psalmverzen helemaal volmaakt gezongen heeft? Nee. Want het hart van mensen is nooit helemaal ongedeeld voor de HERE. En de wil van mensen is niet zuiver. En toch zingt Gods volk al eeuwenlang deze psalmen.
Je zou je kunnen afvragen waarom we deze psalmen dan zingen. Het antwoord is dat God ze zelf op onze lippen legt. Daarom moeten we ons uitgangspunt niet nemen in wat er in ons hart leeft, maar in God. God heeft de mens gemaakt tot zijn eigen eer. Hij heeft de mens adem en een stem gegeven met als doel dat hij Hem zou loven en prijzen. Toen de mens dat sinds de zondeval niet meer deed, is God aan dat doel vast blijven houden. Het kwam bij de mens niet meer uit zijn hart. Maar het kwam bij God nog wel vanuit zijn wet.
Ook als bij ons de wil ontbreekt om God te loven, wil God dat wij het toch doen. Daarbij gaat God verder dan alleen zijn wil bekend maken. Hij heeft ook het psalmboek gegeven, waarmee Hij de lof op zijn naam op onze lippen legt. Hij legt zelfs op onze lippen dat wij Hem met heel ons hart willen eren. We zouden bewust tegen Gods wil ingaan als we zouden weigeren om Hem die lof te geven.
Er is wel een verschil tussen bewust tegen Gods wil ingaan en worstelen met Gods wil. Het is een belangrijk verschil. Die worsteling is kenmerkend voor een gelovige zondaar. Dat is heel iets anders dan wanneer je bewust tegen Gods wil ingaat. We mogen weten dat God nooit iets van ons vraagt wat Hij niet zelf zal geven. Het is daarom ook heel goed om te bidden om overgave. Dat de Here je hart wil openen. Hij wil zijn Woord niet alleen in onze mond, maar ook in ons hart leggen.
Als er een obstakel is om God te loven en te prijzen, dan is dat goed nieuws voor Gods tegenstander. De duivel wil dat het liefst uitbuiten, zodat je uiteindelijk helemaal stopt met het eren van je Schepper.
Maar juist dan helpt het om psalmen te zingen. De duivel kan niet tegen het zingen van Gods lof. Op de plekken waar psalmen gezongen worden, wil de duivel niet zijn. Daar vlucht hij weg.
Als je in je hart worstelt met de vraag of je de Here wel wil loven, dan vechten je liefde voor Hem en je zondige aard om de voorrang. Als het komt doordat je moeite hebt met Gods leiding in je leven, vechten het vertrouwen in de Here en de verzoeking van de duivel om de voorrang. Dan heb je een wapen nodig. Het beste wapen is het zingen van Gods lof. Dat drijft de duivel met zijn verzoekingen weg en dat drijft de zonde weg uit je hart.
Zingen is iets persoonlijks. Je zingt dan ook dat je met jouw hart Hem eert en dat jij wilt zingen al je dagen. Dat is omdat de Heere jouw hart wil.
Maar het is belangrijk om te beseffen dat het persoonlijke geloof iets heel anders is dan een individueel geloof. Met individueel bedoel ik dat het iets is dat puur en alleen van jou is en dat het los staat van het geloof van anderen. Dat niemand zich ermee mag bemoeien. Met individueel bedoel ik ook dat het begint met hoe je er zelf in staat.
Dat is een benadering die niet uit de Bijbel komt, maar van de geest van de tijd waarin wij leven. In de Bijbel is het persoonlijke altijd ingebed in het gemeenschappelijke. Kijk bijvoorbeeld maar hoe het in Psalm 111 vers 1 staat: 'Halleluja. Ik zal de HERE van ganser harte loven, in de kring der oprechten en in de vergadering'.
Het is zelfs zo dat het gemeenschappelijke voorop gaat. Ook dat heeft ermee te maken dat het niet begint in ons hart, maar bij de Here. Het begint bij Hem die zijn volk aanspreekt. Het is voor alle leden van het volk hetzelfde. Vervolgens moet dat bij iedereen persoonlijk een zaak van het hart worden.
Dat heeft consequenties voor hoe je zingt in de kerkdienst. Het is niet afhankelijk van hoe jij je op dat moment voelt. Je zingt ook mee met de anderen. Er is niemand die zich op dat moment precies hetzelfde voelt. Toch zing je samen hetzelfde lied.
Er wordt ook wel eens een klaagpsalm gezongen. Het is niet de bedoeling dat die psalm alleen wordt meegezongen door de mensen die op dat moment een moeilijk leven hebben. Het is voor die mensen juist vertroostend dat de hele gemeente die klaagzang op de lippen neemt. Ook dat is een manier om samen de nood voor de Here te brengen.
In de kerk zijn we één in Christus. Dat mag ook blijken uit ons lied. Daarin zingen we met één mond. Het wordt wat anders als je niet wilt meezingen. Dan heb je ook niks aan het gemeenschappelijke geloof van de gemeente. Maar als je wel wilt, maar het toch moeilijk vindt, dan mag je je ook laten meedragen door het gemeenschappelijke zingen in de kerk.
LH