Vrijheid in gebondenheid
Want gij zijt geroepen, broeders, om vrij te zijn; (gebruikt) echter die vrijheid niet als een aanleiding voor het vlees, maar dient elkander door de liefde. (Gal. 5:13)
Wij zijn geroepen. Dat wil zeggen dat de Heere ons met krachtige stem toeroept en oproept. In Galaten lezen we de roeping om vrij te zijn. Vrij van menselijke opgelegde beslissingen, vrij van menselijke tradities… maar bovenal vrij van de verslavende macht van de zonde. Vrij om de Heere te dienen. En daarom ook… vrij van jezelf. Het is zelfs onze enige troost dat wij het eigendom zijn, niet van mijzelf, maar van mijn trouwe Heiland Jezus Christus.
Er is een diametrale tegenstelling tussen het volgen van je eigen gedachten en gevoelens – hoe vroom ook – en het volgen van Christus. En zo is die tegenstelling er ook tussen het individualisme en de gemeenschap der heiligen. Dat heeft als consequentie dat de vrijheid van een christen iets totaal anders is dan het idee dat de gemiddelde Nederlander heeft van vrijheid. Het lijkt er niet eens op. De vrijheid van een christen is een vrijheid ‘in Christus’. Zonder gelovige kennis van Christus bestaat die vrijheid niet. En daarom is die vrijheid hoe dan ook een vrijheid in gebondenheid.
Ik wil dat wat verder laten zien door de vergelijking te maken met een andere oproep van de Heere uit het Nieuwe Testament. In Kolossenzen 3:15 lezen we dat we in één lichaam zijn geroepen tot de vrede van Christus. Over de vrede van Christus zijn vanuit de Bijbel mooie dingen te zeggen. Bij de vrede van Christus hoort bijvoorbeeld de onderlinge vrede in de gemeente. Maar vooral ook het persoonlijke geloof waardoor de leden van de gemeente weten dat zij verzoend zijn met God. Op grond van Gods Woord hoort er ook nog wat anders bij, namelijk een goede kerkelijke orde en een wettige aanstelling van ambtsdragers die de taak hebben om de gemeente geestelijk te regeren.
De mooie dingen die hierboven gezegd zijn, zijn tegelijkertijd ook kwetsbare dingen. De onderlinge vrede kan een tijdlang verstoord raken. Het persoonlijke geloof kan heel zwak worden. Het kan zelfs zo zijn dat iemand, die altijd bekend stond als een gelovige, ontmaskerd wordt als een huichelaar. En de goede kerkelijke orde kan verkeerd worden uitgeoefend. Dat kan, omdat we het over mensen hebben. We zien de menselijke kant en daarom, ook in de kerk, de zondige kant.
En toch gaat het in de Bijbel over de vrede van Christus. En over een vrijheid in Christus. Daarom moeten we bij Christus beginnen en niet bij de menselijke kant. Juist het geloof maakt dat we dat kunnen doen. We kunnen geen gemeente zijn zonder de overtuiging dat het persoonlijke geloof en de onderlinge verbondenheid wordt gewerkt door de prediking van Gods Woord. Vervolgens dient die prediking scherp en ontdekkend te zijn, ons alle zekerheden te ontnemen en ons te overtuigen van Gods genade door het offer van Jezus Christus. Die prediking werkt vernederend. We worden afgebroken om weer als nieuwe mensen in Christus te worden opgebouwd.
De prediking bewerkt een houding die niemand van nature heeft. Het is een nederige, dienende en zoekende houding. Met deze houding stel je jezelf altijd onder de ander en zo word je geschikt gemaakt om als bouwsteen te dienen in het geestelijke huis van de gemeente. En dan staat Christus in het middelpunt. Maar als je begint bij de menselijke kant, dan ga je datgene wat de mens laat zien als uitgangspunt nemen. Bij de één is dat de gave om mooi te spreken. Bij de ander is dat een diep gevoelige geest. Bij weer een ander is dat ijver en daadkracht. Maar dán staat de gelovige mens met zijn beslissingen, opvattingen en gaven in het middelpunt. Terwijl de ware gelovige ten diepste blij is dat hij vernederd en verbroken wordt, zal de ongelovige zich daar ten allen tijde tegen blijven verzetten. Ten diepste wil de gelovige worden opgebouwd in Christus, terwijl de ongelovige en de huichelaar ten diepste zichzelf wil blijven.
Wanneer de gelovige mens in het middelpunt staat, wordt uiteindelijk de gemeenschap der heiligen ondermijnd. In de gemeenschap der heiligen staat namelijk Christus centraal. Hij roept en wij mogen volgen (Joh. 10: 3-4). Maar als de gelovige mens centraal staat, bepaalt hij ten diepste zelf waar hij zich aansluit en aan wie hij zich onderwerpt. Zo wordt de verschrikkelijke kerkelijke verdeeldheid in stand gehouden.
Daarom staat in de gemeenschap der heiligen ook niet de kerkenraad centraal. Het typische gevolg van een individualistische manier van omgaan met de kerk is dat kerkenraad en gemeente tegenpolen worden die elkaar toch nodig hebben. De gemeente heeft de kerkenraad nodig om kerkdiensten te kunnen houden en om pastorale bijstand te ontvangen. En de kerkenraad heeft de gemeente nodig om zijn werk te kunnen doen. Christus speelt in dit alles geen rol van betekenis. Het gevolg is dat gemeenteleden het gezag van de kerkenraad accepteren zolang het overeenstemt met wat in hun ogen een goede uitoefening van het ambt is. En ambtsdragers vergeten namens Wie ze aan het werk zijn en benaderen hun werk vooral heel zakelijk
Maar ook op dit punt moeten we bij Christus beginnen. Hij heeft ons in één lichaam geroepen. Het is niet de kerkenraad of de gemeente die centraal staat. Maar het is de instelling van Christus die centraal staat. Wij geloven dat de ambten een instelling van God zijn. Dat is de manier om de ware godsdienst te onderhouden (art. 30 NGB). Daarom moeten wij goede kerkelijke regels hebben, gebaseerd op Schrift, belijdenis en kerkorde, die ons bewaren voor onbijbelse opvattingen, geestelijke dwaalwegen en kerkelijke verwarring.
De vrijheid waartoe wij geroepen zijn, is een vrijheid in gebondenheid. We zijn gebonden aan de Schrift en de belijdenis. We zijn gebonden aan Gods geboden. We zijn gebonden aan de gemeenschap der heiligen. En ook aan kerkelijke regels. Dat is de manier die God zelf ons aanwijst om elkaar te dienen door de liefde. De liefde bestaat in het onderhouden van Gods geboden (1 Joh. 5:3). Daarom zou het liefdeloos (!) zijn als we elkaar niet zouden aanspreken als iemand zich niet houdt aan Gods gebod en als we elkaar niet zouden terechtwijzen. Maar ook dan altijd vanuit de liefde van Christus, die zijn bloed vergoten heeft als een volkomen verzoening voor al onze zonden. Zo vinden we ook die vrede van Christus. Zo kan het alleen in de kerk. Vrede door verzoening.
LH