De bediening en de dienaar van het Woord
Bij het overwegen van het beroep dat ik kreeg uit Assen-Boerakker kwam o.a. de vraag naar boven in hoeverre een gemeente afhankelijk is van een dienaar van het Woord. Dat geeft een mooie aanleiding voor het schrijven van een overdenking.
Ambt en ambtsdráger
Een heel belangrijk uitgangspunt is dat een dienaar van het Woord tot die dienst geroepen is. Hij doet het niet uit eigen initiatief, maar Hij voert een opdracht uit van zijn Zender. Dat wordt bedoeld met het woord 'ambt'. De opzieners en herders zijn door de Heere aangesteld (Hand. 20:28). Niemand mag daarom zonder een wettige roeping die dienst vervullen. Daarbij is het belangrijk om te beseffen dat de Woordbediening in de gemeente niet gebeurt krachtens de ambtsdráger, maar krachtens zijn ambt. De persoon van de ambtsdrager en zijn persoonlijkheid en stijl kunnen niet worden uitgeschakeld en spelen daarom hoe dan ook een rol. Daar is overigens ook niets mis mee, zolang het dienstbaar is aan de uitvoering van zijn ambt. Toch voegt de persoon van de ambtsdrager helemaal niets toe aan het Woord dat bediend wordt. De Heere Jezus Christus ontmoet zijn gemeente in de erediensten. Dat wordt nooit afhankelijk van de dienaar van het Woord.
Bijbelse voorschriften
De dienst van het Woord kan dus nooit afhankelijk worden van een dienaar van het Woord. Toch blijft er altijd de opdracht van boven om het Woord aan de gemeente te laten bedienen. Het ambt is blijvend, ook al is een ambtsdráger tijdelijk. Maar wat zegt de Bijbel dan over dat ambt? Niet alles van wat wij in de kerk hebben afgesproken en vastgesteld, is rechtstreeks terug te voeren op de Bijbel. Ik noem daar een paar voorbeelden van. De onderlinge verhouding tussen predikant, ouderlingen en diakenen uit onze kerkorde is niet op dezelfde manier terug te vinden in het Nieuwe Testament. Ook geeft de Bijbel geen vaste regel voor wie bijvoorbeeld de Schriftlezing moet doen.
Maar er is ook een aantal zaken waar de Bijbel duidelijk over spreekt:er moeten samenkomsten worden belegd waarin het Woord wordt bediend
Deze – en andere schriftuurlijke zaken – behoren te functioneren binnen het kader dat Christus zijn kerk regeert door zijn Woord en Geest. Er mag niets tegen zijn Woord ingaan. En niets van dit alles kan functioneren zonder gebed en zonder de innerlijke werking van de Heilige Geest.
Bijbelse grondlijnen
Naast de zaken waar de Bijbel duidelijk over spreekt, zijn er ook zaken waar de Bijbel geen voorgeschreven regels voor geeft, maar wel grondlijnen en -patronen. De Bijbel spreekt over de verkondiging van het Woord, over opzicht en tucht, over de dienst van de barmhartigheid en over het uitdragen van het evangelie naar buiten. In de kerkorde hebben de kerken in lijn met deze grondpatronen vastgelegd hoe de ambten van predikant, ouderling en diaken worden vormgegeven. Zo krijgt de kerk, in gehoorzaamheid aan Gods Woord, een ambtelijke structuur.
Normaal en ideaal
We zijn bezig na te denken over in hoeverre de gemeente afhankelijk is van een dienaar van het Woord. Uit wat ik hierboven geschreven heb, is een ideale situatie af te leiden. Ideaal zou zijn dat in iedere eredienst een dienaar van het Woord voorgaat. Het is ook mijn overtuiging dat iedere kerkenraad daarnaar moet streven. Een vacante gemeente hoort bezig te zijn met beroepingswerk. Maar de situatie van onze kerken is uiteraard niet ideaal. Het is daarom goed om onderscheid te maken tussen wat echt onschriftuurlijk is en wat minder goed past bij de bijbelse lijn en de daarbijbehorende ambtelijke structuur van de kerk. Wij zijn gewend aan een kerkdienst waarin een preek gelezen wordt. We zouden bijna denken dat het normaal is. Maar het is niet normaal en zeker niet ideaal. Het is een afwijking van waar een kerkenraad naar streeft. En toch mogen we dankbaar zijn voor broeders die bereid zijn om het verantwoordelijke werk van preeklezen te doen. Het zou pas echt onschriftuurlijk zijn om, bij gebrek aan dienaren van het Woord, dan maar géén eredienst te beleggen. Want Christus blijft zijn gemeente ontmoeten met zijn evangelie. Het is daarom ook niet juist om een dienst waarin een preek wordt gelezen een 'leesdienst' te noemen, alsof het een minder echte eredienst zou zijn. Wij zijn er ook aan gewend dat niet-ambtsdragers voorgaan in de dienst waarin een preek gelezen wordt. Ook dat is niet normaal en zeker niet ideaal. Het wijkt nog verder af van de ambtelijke structuur van de kerk. Het gebeurt bij gebrek aan ambtsdragers die de gaven en mogelijkheden missen om een preek voor te dragen. En daarom mogen we ook dankbaar zijn voor de broeders die bereid zijn dit werk te doen. Het blijft belangrijk dat de eredienst altijd onder leiding en verantwoordelijkheid van de kerkenraad blijft staan.
De eeuwige Ambtsdrager
We komen weer terug op het ambt. Een opdracht van de Zender. Het ambt is blijvend, al is een ambtsdráger tijdelijk. De eredienst hangt niet af van de aanwezigheid van de dienaren, maar van de aanwezigheid van de grote Hogepriester. Dat de Here ambtsdragers aan zijn gemeente gegeven heeft en dat zij door Hem geroepen zijn om voor te gaan en leiding te geven is voluit waar, maar dat betekent nog niet dat de Here zijn gemeente niet kan aanspreken als de dienaren van het Woord ontbreken. Ook in een voorgelezen preek komt Gods Woord met gezag naar de gemeente toe. Zo zorgt de Heere ook in situaties die niet ideaal zijn voor zijn gemeente. En dan is het maar goed dat het ambt blijvend is. Want de preek wordt gelezen in opdracht van een kerkenraad die zich bewust is van zijn ambt. Hij zal daarom ook streven naar leespreken van erkende dienaren van het Woord die in de kerken geroepen zijn om door uitleg en toepassing van een bijbeltekst de Christus te verkondigen. Als er onder de 'eigen predikanten' niet voldoende preken zijn, wordt er soms ook nog uitgeweken naar predikanten uit kerken waar geen zusterkerkrelatie mee bestaat. Dan komt het er op aan dat de kerkenraad zijn ambt verstaat, namelijk om erediensten te beleggen waarin Gods zuivere Woord verkondigd wordt. Want om Hem gaat het. En van Hem is alles afhankelijk. Christus is Hogepriester tot in eeuwigheid. Gezalfd met een eeuwig ambt en tot een eeuwige ambtsdráger.
LH