De eredienst in adventstijd
Zalig hij, die voorleest, en zij, die horen de woorden der profetie, en bewaren, hetgeen daarin geschreven staat, want de tijd is nabij.
Johannes aan de zeven gemeenten in Asia: genade zij u en vrede van Hem, die is en die was en die komt, en van de zeven geesten die voor zijn troon zijn, en van Jezus Christus, de getrouwe getuige, de eerstgeborene der doden en de overste van de koningen der aarde.
Openbaring 1: 3-5a
Aan het begin van het bijbelboek Openbaring kun je merken voor welke omstandigheden het boek is bedoeld. In de eerste plaats gaat het om een samengekomen gemeente. We lezen namelijk over een voorlezer en mensen die horen. Het was de gewoonte om gedeelten uit bijbelboeken voor te lezen in de samenkomsten. Ook het boek Openbaring komt daarvoor in aanmerking. Want het is Gods eigen Woord. In de tweede plaats lezen we dat de tijd nabij is. De tijd is nabij, want Jezus Christus komt met haast. Het is adventstijd.
Precies hetzelfde kun je merken in de aanhef van het bijbelboek. We lezen daar namelijk heel bekende woorden. Woorden waar ook onze samenkomsten nog vaak mee beginnen: Genade zij u en vrede van Hem, die is en die was en die komt, en van de zeven geesten die voor zijn troon zijn, en van Jezus Christus, de getrouwe getuige, de eerstgeborene der doden en de overste van de koningen der aarde. Zo begon dus ook de samenkomst waarin het bijbelboek Openbaring of een deel ervan werd voorgelezen. Zoals Christus zelf op de eerste zondagavond na zijn opstanding zijn discipelen begroette: Vrede zij u! (Joh. 20:19). Prachtig en bemoedigend, dat die woorden nog steeds iedere zondag het begin van de samenkomsten van de gemeente zijn! Jezus zelf ontmoet zijn gemeente.
In die vredegroet van Christus herkennen we ook dat het adventstijd is. Want Hij is en was en komt. Hij komt. Dat is advent. Maar dat is niet iets van later. Want letterlijk staat er dat Hij aan het komen is. Heel dat zinnetje 'die is en die was en die komt' is gericht op de gemeente die vandaag samenkomt. Hij is: Hij is erbij voor ons. Denk aan Gods verbondsnaam: Ik ben, die Ik ben. Hij was: Zoals Hij er in de geschiedenis was voor Gods volk, zo is Hij er vandaag ook. Hij is dezelfde. Hij komt: Vandaag is Hij aan het komen. Daarom staan juist de erediensten in het brandpunt van Gods komende aanwezigheid.
In die erediensten gaat het om de levende ontmoeting tussen Christus en zijn gemeente. Dat is de rijkdom van de eredienst en ook de kern ervan. Dat inzicht helpt ons om in te zien wat een eredienst niet is.
Geen formalisme
Een eredienst is niet een interactie tussen kerkleden en de kerk. Als dat waar zou zijn, dan zou het gaan om individuen die een verhouding hebben met een organisatie. Die organisatie zou in dit geval 'de kerk' heten. Dan zou het in de eredienst erom gaan dat kerkgangers een bepaalde kerkelijke liturgische orde volgen. Maar een kerkdienst is heel wat meer dan het afwerken van een orde van dienst! Een orde van dienst is bedoeld als hulpmiddel om de eredienst tot haar volle recht te laten komen. Een orde van dienst heeft nut, zodat de rijkdom van de levende verbondsontmoeting niet verloren gaat in onordelijkheid of onevenwichtigheid.
Het is goed om te voorkomen dat de indruk gewekt wordt dat de erediensten aan een orde van dienst hangen. Het moet niet zo zijn dat de gemeente van tevoren al weet wat er komt, omdat het elke zondag hetzelfde is. Dan zou je zomaar gedachteloos in de kerk kunnen zitten. Onze zekerheid en rijkdom moeten ook niet liggen in oude, vertrouwde termen en rituelen. Dan moeten we ons ernstig afvragen of onze zekerheid en rijkdom wel echt in de inhoud van het evangelie liggen.
Geen individualisme
De gemeente is ook veel meer dan de optelsom van alle individuele kerkleden bij elkaar. Net zoals een kudde meer is dan heel veel schapen. En zoals een huis meer is dan een hoop stenen op elkaar. De gemeente is een hechte eenheid. Een gemeenschap van met Christus' bloed gekochte heiligen. Een hecht lichaam dat door één Geest gestuurd wordt. Daarom ligt het initiatief voor de eredienst niet bij de afzonderlijke leden van de gemeente. Het initiatief ligt bij de Heere. Hij nodigt ons uit, omdat Hij ons wil ontmoeten. Een eredienst is daarom ook niet het samen vormgeven van een dienst voor de Heere. Dan zou het initiatief uitgaan van individuen. In de praktijk zou het erop neerkomen dat de gemeenteleden met het meeste charisma of het meeste enthousiasme 'de dienst uitmaken'. In het beste geval zouden we de eredienst zo inrichten, zodat iedereen zich er met zijn eigen specifieke wensen in kan vinden. In plaats daarvan wordt de inrichting van de eredienst bepaald door de structuur van het verbond. God spreekt en de gemeente antwoordt in gebed en lied.
Alleen zo kun je ook de rol van de ambtsdragers in de gemeente goed zien, zoals ze in de Bijbel zijn bedoeld. Ook een eredienst hoort onder leiding te staan van het ambt. De ambtsdragers zijn in ieder geval niet de vertegenwoordigers van de kerkelijke organisatie die tegenover de gemeenteleden staan. Dat zou wel heel formeel en koud zijn. Ambtsdragers moeten dat ook niet willen. Als ambtsdrager moet je niet graag op een hoge positie willen zitten om aan de touwtjes te kunnen trekken. Hoe kun je dan zorgen voor de zielen die aan je zorg zijn toevertrouwd? Nee, ze zijn juist als vertegenwoordigers van de gemeente ook zelf onderdeel van de gemeente. Je zou ze goed kunnen vergelijken met ouders in een huisgezin. Die staan niet op afstand, ook al hebben ze een rol die de kinderen niet hebben. Ze zijn benaderbaar, terwijl ze duidelijk voorop gaan in het gezin. Het is niet voor niets dat ambtsdragers niet op persoonlijk initiatief of op persoonlijke titel worden benoemd, maar dat ze geroepen worden en deel uitmaken van een raad van oudsten. Soms klinkt het woord 'kerkenraad' wat formeel. Maar het gaat eigenlijk om 'goede raad' en 'onderling overleg'. Ook dat is zowel tegen het individualisme als tegen het formalisme.
LH