Gods bedoeling met gezag
Zij dan liepen te hoop tegen Mozes en Aäron en zeiden tot hen: Laat het u genoeg zijn, want de gehele vergadering, zij allen zijn heiligen, en de HERE is in hun midden. Waarom verheft gij u dan boven de gemeente des HEREN?
Numeri 16: 3
Toen Mozes en Aäron de gemeente vóór de rots hadden doen samenkomen, zeide hij tot hen: Hoort toch, wederspannigen, zullen wij uit deze rots voor u water te voorschijn doen komen?
Numeri 20: 10
Wij kunnen maar moeilijk omgaan met gezag. Dat is niet alleen zo in het 21e eeuwse Nederland, maar in de tijd van Mozes en Aäron was dat ook al het geval. De HERE had de leiding van het volk opgedragen aan Mozes en Aäron. Maar Korach, Datan en Abiram hadden daar moeite mee. Samen met 250 Israëlieten gingen ze verhaal halen bij Mozes en Aäron. Het argument dat zij gebruiken, zal ons bekend in de oren klinken. De hele gemeente bestaat toch uit heiligen? De HERE is toch in het midden van het hele volk? Waarom moeten jullie je dan boven de gemeente verheffen? Op het eerste gezicht hebben ze een punt. Ze brengen zelfs een heel belangrijke geestelijke waarheid naar voren. Israël is een door de HERE geheiligd volk, een koninkrijk van priesters (Ex. 19:6). Het is niet eens zo'n heel grote stap om onszelf in de schoenen van deze mensen te zien staan als wij moeite hebben met de manier waarop gezagsdragers in onze tijd leiding geven aan de gemeente. Het antwoord van de HERE mag ons dan wel doen schrikken. Want de HERE denkt er heel anders over. De aarde opende haar mond en verzwolg Datan en Abiram met hun huisgezinnen en alle mensen die bij Korach hoorden, zodat ze levend in het dodenrijk daalden (Num. 16: 32-33). En de 250 mannen die erbij betrokken waren, werden verteerd door een vuur dat van de HERE uitging (Num. 16: 35). Kennelijk hebben deze mensen die belangrijke geestelijke waarheid totaal verkeerd begrepen. Het volk Israël was een heilig volk. Maar daarvoor was het nodig dat deze mensen uit hun midden zouden worden verwijderd. Zij waren in ieder geval niet heilig. Zij waren niet alleen opstandig tegen Mozes en Aäron, maar tegen de HERE zelf. De HERE wil inderdaad een heilig volk. Het hele volk is heilig. Maar heilige mensen laten dat zien door zich te onderwerpen aan het gezag dat de HERE geeft aan hen die Hij daarvoor aangewezen heeft. Niet door zichzelf te laten gelden ten koste van dat gezag. Iemand die dat principe heel goed heeft begrepen, was David. Zijn omgang met het gezag spreekt nog altijd boekdelen. David werd op de hielen gezeten door koning Saul. Saul wilde hem zelfs doden. Maar als David de kans krijgt om Saul uit de weg te ruimen, weigert hij om hem kwaad te doen. De reden daarvoor is dat Saul de gezalfde van de HERE is. En dan moet je je bedenken dat David zelf al gezalfd was tot koning! En als er iemand was die zijn gezag totaal misbruikte, dan was het koning Saul wel. En toch blijft David van Saul af. Hij blijft van zijn gezag af. Maar dan de gezagsdragers zelf. Hoe gaan zij om met mensen die zich aan hun gezag niet onderwerpen? Ook zij kunnen daar vaak maar moeilijk mee omgaan. En ook dat zien we terug bij Mozes en Aäron. We zien dat als de Israëlieten voor de zoveelste keer mopperen en daarbij ook weer de leiding van Mozes en Aäron ter discussie stellen. De aanleiding voor deze situatie is een gebrek aan water. In die situatie maken Mozes en Aäron de Israëlieten goed duidelijk dat ze weerspannige mensen zijn en vertellen hen dat zij voor hen water te voorschijn zullen laten komen. Vervolgens slaat Mozes twee keer met zijn staf op de rots, zodat er water uitkomt. En ook hier is het weer zo dat ze op het eerste gezicht wel een punt hebben. De Israëlieten waren toch inderdaad weerspannig? En Mozes en Aäron zijn toch inderdaad door de HERE aangesteld om leiding te geven en ook om het volk water uit de rots te geven (Num. 20:8)? Voor gezagsdragers van nu is het weer niet zo moeilijk om zichzelf in de schoenen van Mozes en Aäron te zien staan. Want wat zijn mensen soms schrikbarend gemakkelijk in hun kritiek. Wat wordt er soms weinig moeite gedaan om zich in te leven in de positie van ambtsdragers. Wat gaan mensen soms ver in de ondermijning van hun gezag en wat laten ze het soms op een lelijke manier weten dat ze het niet eens zijn met de beslissingen die genomen worden. Tot beschadigens toe. Maar ook hier is de reactie van de HERE om te schrikken. Mozes en Aäron zullen deze gemeente niet in het beloofde land brengen (Num. 20:12). Ze zullen het beloofde land zelf niet ingaan. Kennelijk hebben Mozes en Aäron hun ambt niet goed begrepen. Zij waren inderdaad aangesteld om leiding te geven aan het volk, maar ze moesten de HERE heiligen en niet zichzelf. Zij hebben door hun optreden de Israëlieten niet gewezen op de HERE. Maar ze hebben zichzelf tussen de HERE en het volk in gezet. En daarmee hebben ze de Israëlieten het zicht op de HERE ontnomen. De HERE wil dat gezagsdragers leiding geven. Hij wil vooral dat ze daarin de HERE vertegenwoordigen. In zijn heilige liefde. Hij wil absoluut niet dat ze zichzelf of hun eigen gezag laten gelden. Mozes en Aäron konden zich voor hun optreden niet beroepen op de geschiedenis van Korach, Datan en Abiram. Ook al leek dat wel zo. Maar bij de geschiedenis van Korach, Datan en Abiram hadden Mozes en Aäron het niet opgenomen voor hun eigen gezag. Zij hadden de aarde niet gescheurd. Nee, toen waren ze daarmee naar de HERE gegaan. Toen had de HERE zelf het initiatief genomen.
Veel kerkelijke conflicten hebben hiermee te maken. En dan valt het op dat mensen meestal heel goed weten hoe anderen het moeten doen. Gemeenteleden die het niet eens zijn met de lijn die gezagsdragers hebben uitgezet, weten heel goed hoe gezagsdragers zich zouden moeten gedragen. Ze weten dan goed aan te geven waarin zij tekort komen. En ze ontlenen daaraan een reden om zich niet te onderwerpen. Gezagsdragers die te maken krijgen met tegenstand vanuit de gemeente, weten heel goed hoe gemeenteleden zich zouden moeten gedragen. En dan wijzen ze hen op hun opstandigheid en willen ze hun eigen gezag laten gelden. Beiden komen dan vaak met zware principes. De één beroept zich op de heiligheid van de gemeente. En de ander beroept zich op het van God gekregen gezag. Maar beiden geheel ten onrechte. Want geen van beiden zijn echt bezig met Gods eer en met het heil van God voor zijn volk. In plaats daarvan zijn ze beiden bezig met zichzelf en hun positie. We leren uit de geschiedenis in Numeri dat dat ernstige, verstrekkende gevolgen kan hebben. In de Bijbel wordt niemand opgeroepen om zichzelf te laten gelden. Welke geestelijke gaven hij of zij ook gekregen heeft. Niemand wordt opgeroepen om gezagsdragers te beoordelen of te controleren, behalve als ze bij Gods Woord vandaan leiden. Maar iedereen wordt opgeroepen om zich te onderwerpen aan het gezag van voorgangers. In de Bijbel wordt geen enkele gezagsdrager opgeroepen om zijn gezag te laten gelden. Maar iedere gezagsdrager is geroepen om te dienen. Omdat de Heere zelf gekomen is om te dienen. Het is de gezindheid van die Heere die bij ons moet zijn (Fil. 2:5 e.v.). Dat geeft eensgezindheid, waarin de één de ander uitnemender acht dan zichzelf (Fil. 2:2-3).
LH